Een mus vliegt ’s nachts een verlichte hal binnen en even later aan de andere kant er weer uit.
Dit beeld leerde ik kennen als tiener. Het is mij altijd bijgebleven. Een metafoor voor het (vluchtige) menselijke bestaan. Het inspireerde mij bij het schrijven van dit stuk.
Ik was eind jaren ’80 lid van de archeologische vereniging Schagen, die werd geleid door archeoloog en anglist Frans Diederik. Hij beschreef mij destijds dit beeld en wist me onlangs te vertellen dat het ging om een parabel van Saint Bede, een Angelsaksische monnik die leefde van 672 tot 735. Saint Bede schreef het op uit de mond van een van de raadsheren van King Edwin van Northumbria. De vogel bleek een musje, “Bede’s sparrow”.
Voor mij is dit een herinnering aan mijn tienerjaren en tegelijk een herinnering aan het besef van een diepe waarheid, een tijdloze herinnering. Dit leek mij mooi als onderdeel van een Songbook van toekomstige herinneringen.
Daarbij is het een toepasselijk beeld voor de periode die we achter de rug hebben. We hebben even door de nacht gevlogen en wachten tot we weer een nieuw licht gedeelte mogen binnengaan.
In het stuk heb ik het beeld proberen te verklanken. Vanuit de nacht vlieg je de hal binnen en weer terug de nacht in. Vanuit verwachtingsvolle rust ontstaat een gejaagd schaduwspel, dat weer overgaat in een langzamere beweging die oplost in het niets.
Caccia werd geschreven voor blokfluitkwartet Brisk, voor het programma 'Brisk speelt Bach'. Het is een kort, speels stukje waarin steeds twee stemmen elkaar in repeterende nootjes achtervolgen. Een melodische stem springt er nerveus omheen. Halverwege komen de vier stemmen kort samen in een forte unisono, waarna het spel wordt hervat.
In de slotfase nemen alt en tenor gezamenlijk een sluiproute om in de laatste maat toch de sopranen te achterhalen.
Hoewel tegen het eind subtiel wordt geanticipeerd op BWV 653, contrasteert het stukje vooral met de omliggende Bach-delen. De ritmiek is grillig en syncopisch. Het gejaagde karakter en het achtervolgingsgegeven verklaren de titel.
Prelude werd geschreven voor blokfluitkwartet Brisk, voor het programma 'Brisk speelt Bach'. Toek Numan: "Mijn beeld bij Prelude is dat je na het prachtige verwachtingsvolle Nun komm, der Heiden Heiland even meegenomen wordt en als het ware in een geheel andere omgeving neergezet wordt - een bos bijvoorbeeld - waar nogmaals een verwachtingsvolle muziek klinkt, maar nu bijna gewichtloos, zwevend. Ter afsluiting hoor je een korte reflecterende coda die je vriendelijk terugbrengt naar je plek en die tegelijk het volgende stuk, An Wasserflüssen Babylon, aankondigt.:
3 Haiku
Bezetting: Gemengd koor, harp en marimba (of gemengd koor en piano)
Tijdsduur: 10'
Jaar: 2013
Geschreven voor de Utrechtse Studenten Cantorij.
Uit het programmaboekje:
- U heeft dit stuk speciaal voor de USCantorij geschreven. Wat heeft u geïnspireerd tot het schrijven van Haiku I, II en III?
De vraag was of ik iets zou kunnen schrijven dat aan zou sluiten bij het thema "De Vrede van Utrecht".
Ik koos een associatieve benadering, waarbij ik me beperkte tot het thema Vrede.
Vrede = rust, ruimte, mogelijkheden, creativiteit enz. Ook het genieten van de natuur associeer ik met vrede. Zoals na de oorlog de vrede volgt, zo komt na de ontberingen van de winter het voorjaar met ontluikend nieuw leven. Bij Basho vind je prachtige natuur-impressies. - Waarom heeft u voor haikoes gekozen? En waarom specifiek voor deze haikoes (Matsuo Basho heeft er immers vele geschreven)?
De haikoe is volgens mij de meest beknopte driedelige kunstvorm. Hij heeft iets luchtigs en tegelijk heel kernachtigs. Dat spreekt mij aan. Ik ken deze dichtvorm al lang. Toen ik 12 was schreef mijn vader, die dichter is, er een bundel vol mee. 'Het water een meer', geïnspireerd op het Zwanenwater, een natuurgebied in Noord-Holland waar we vaak kwamen. Hij legde mij toen uit dat elke regel in een haikoe een bepaalde betekenis heeft.
De eerste is concreet, de tweede eerder abstract/tijdloos, en de derde een combinatie van die twee. Dat lijkt me aan te sluiten bij een universeel gegeven dat je terugvindt in veel driedelige vormen; these, antithese, synthese. Zelfs vredesonderhandelingen verlopen zo... - Wat betekenen deze teksten voor u?
Het zijn rijke pakkende beelden, momentopnames, bijna tekstuele foto’s. Met weinig woorden wordt iets groots levendig neergezet. Ik voel er een specifieke sfeer en stemming bij.
Het is ook een bijzonder idee dat deze gedichten verscheidene eeuwen oud zijn, terwijl ze door hun onderwerp en kernachtigheid volkomen 'actueel' zijn, want tijdloos. - Hoe laat u deze betekenis terugkomen in de muziek?
In mijn stukken probeer ik de sfeer, het beeld en de beweging die in de gedichten zit op te roepen. - Welke sfeer/sferen wilt u oproepen in dit muzikale drieluik?
De sfeer van de haikoes... En beknopter dan de haikoes zelf kan ik dat niet verwoorden.
Ik zal een korte beschrijving van de delen geven:
Deel 1. De grond is nog bevroren, wat wordt uitgebeeld door de begeleiding, die vrij statisch is, met veel herhalende bewegingen. Daarboven trilt de verwarmde lucht, in het koor.
Deel 2. Eerst is er een brede beweging. Een uitgestrekt nog in zichzelf besloten landschap. En middenin dat landschap hoor je dan ineens een melodie, een stem die zich losmaakt: de rijst wordt geplant, er komt beweging en groei.
Deel 3. De regen valt in een herhalende beweging, tot er een verzadigingspunt wordt bereikt, waarna het regenwater een stroom wordt. - Wat wilt u met uw muziek bereiken bij de luisteraar?
Dat die zich een moment kan laten meevoeren op de stroom van zijn eigen associaties, gevoelens en gedachten. - Hoe gaat het schrijfproces bij u in zijn werk?
In dit geval begin ik met een beeld, een sfeer, nlk. de betreffende haikoe. Die neem ik in me op, en van daaruit ga ik op zoek naar iets concreets, een ritmisch gegeven, een paar akkoorden, een thema'tje, dat me in beweging zet. Als ik dat heb, werkt het als een motor en trekt nieuwe ideeën aan. Ik wil graag muziek schrijven die organisch in elkaar zit en die stroomt, als een beekje, of als een rivier. In een rivier kunnen ook grote takken drijven, of er kan een rotsblok in liggen die de stroom verstoort, maar ook kan er een stroomversnelling zijn en een waterval. Ik hou van dergelijke beelden als ik mijn werk –ook voor mijzelf– beschrijf. - Wat vindt u belangrijk in de uitvoering van uw werk?
Dat de uitvoerders zo snel mogelijk los komen van de noten en er iets mee gaan doen, er muziek van maken. Het helpt dan als de noten snel blijven hangen. Anders blijf je als uitvoerder noodgedwongen steeds zo vastgeplakt zitten aan het notenschrift.
- U schrijft en bewerkt ook veel muziek voor (kinder)voorstellingen. In welke opzichten verschilt dit van het schrijven voor kamerkoor?
Als ik meewerk aan dergelijke voorstellingen is er steeds een heel duidelijk kader waarbinnen ik opereer. Dat ligt mij. Ik vind het prettig om samen te werken, om onderdeel te zijn van een groter geheel.
In een stuk als "3 Haiku" is het kader veel losser en moest ik het eerst zelf grotendeels creëren. Dat is op een andere manier uitdagend en ook erg leuk. Je mag het dan helemaal zelf verzinnen!
'Verdwenen in een leeg land'
Bezetting: Gemengd koor, 2 violen, cello, fagot en kistorgel
Tijdsduur: 30'
Jaar: 2011
Geschreven voor het Amsterdams Bach Consort.
Uit de toelichting: De gedichten die ik gekozen heb zijn van de hand van mijn vader. Ik heb ze vaak gelezen, ze voelen heel vertrouwd. Misschien zat ik in dezelfde kamer of lag ik een verdieping hoger te slapen op het moment dat ze geschreven werden.
De bundels waaruit ze afkomstig zijn dateren van 1984 ('Nu wacht op niemand') en 1988 ('Verdwenen in een leeg land').
In 'Nu wacht op niemand' vind je prachtige beschrijvende gedichten waarin het (Noord-Hollandse) landschap geportretteerd wordt, afgewisseld met overpeinzingen van en over de mens die in dat landschap leeft en leefde.
De reeks zevenregelige gedichten uit 'Verdwenen in een leeg land' is een reis in de herinnering. De lezer wordt meegevoerd terug naar (plekken uit) de kindertijd. De gedichten hebben een diep melancholisch karakter. Maar de intensiteit waarmee het kind alles ervaart en in zich opneemt heeft steeds twee kanten, die beide worden belicht.
Ik liep al langere tijd rond met het idee om iets met deze bundels te doen, maar voelde een drempel. De toon en sfeer ervan zijn me zo bekend en eigen en juist daarom was het moeilijk. Ik merkte dat ik nog teveel zoekende was en de innerlijke rust miste om er muziek bij te kunnen 'horen'.
Misschien dat het moment waarop ik zelf vader werd hier verandering in heeft gebracht. Ik merk dat ik vaker terug begin te kijken en de tijdsafstand begin te voelen tot mijn eigen jeugd. Vanuit de daaruit voortkomende gemoedstoestand ben ik gaan componeren.
Het is een heel persoonlijk stuk geworden, een 'familiestuk' zou je kunnen zeggen, de verklanking van de gedichten en overpeinzingen van mijn vader en tegelijk van mijn eigen reis, mijn eigen herinneringen en dromen. Het stuk is een afwisseling van beschouwende delen en delen met meer vaart en dynamiek. De sopraan solostukjes vormen korte rustmomenten in de stroom.
In Bachs kerkelijke cantate is het verlangen een uitgesproken godsverlangen. Mijn stuk beschrijft een verlangen naar de volkomen onbevangenheid en openheid, die ieder mens als kind heeft. Met "het onbegrensde / geloof in alles" sta je als kind nog veel directer met alles in verbinding, je een onderdeel wetend van het geheel. De 'godsvonk', of 'atma', of 'monade' of hoe ieder voor zich het ook noemen wil, is nog helder. Misschien dus toch ook een soort 'godsverlangen'.
"Burnout is de eerste compositie die ik schreef na mijn afstuderen in 1996. Het stuk is opgedragen aan mijn docent Geert van Keulen, en ging in première in het VPRO televisieprogramma 'Reiziger in Muziek' in december 1996. De uitvoering was in handen van het ensemble Combustion Chamber dat het sindsdien talloze keren heeft gespeeld. Burnout is opgenomen in een historisch overzicht van de Nederlandse muziek, getiteld Een muzikale anthologie der Noordelijke Nederlanden (1600--2000), uitgegeven door MuziekGroep Nederland, 2001.
Burnout is gebaseerd op een enkel motief dat op verschillende ritmische niveaus door het hele stuk heen is gebruikt. De titel geeft het verloop van het stuk weer: na een energiek begin met een snelle puls volgt een langzaam coda, waarin de pianosolo - zacht en zonder puls -, het oorspronkelijke materiaal vanuit een ander perspectief belicht."
"Il Giocoliere Errante ("De dwalende jongleur"), gecomponeerd voor het Asko Ensemble, is filmmuziek zonder film. Dat wil zeggen, het lag in de bedoeling dat er een film bij de muziek zou worden gemaakt, maar die film is er nooit gekomen. Misschien maar beter ook, nu kan de luisteraar het zelf invullen. Het idee voor dit stuk ontleende ik aan een zgn. flipboekje (zo een waarvan men de pagina's met de duim heel snel voorbij laat flitsen, met als resultaat een korte film in zakformaat), over een clown die tijdens het jongleren z'n ballen op de grond laat vallen. In muzikale termen zijn de bladzijdes dan noten/akkoorden, die heel snel na elkaar worden gespeeld, met als resultaat een illusie van beweging - zoiets. Noten vormen cellen, motieven, blokken, en zo is de grote vorm van dit stuk een aaneenschakeling van scènes, die wellicht bij vlagen Fellini-achtige taferelen oproepen.
In 1999 ontving Toek Numan de Aanmoedigingsprijs van de Stad Amsterdam voor Il Giocoliere Errante.
SpLiT werd geschreven voor Orkest De Volharding. Het is een motorisch stuk, beginnend met een koraal - gedragen door een doorgaande, pompende achtstenbeweging -, dat opensplijt, waarbij een wereld tevoorschijn komt van blaffende saxen, gierende trombones en claxonnerende trompetten die met horten en stoten naar een tergende bigband-climax toewerken, waarna het stuk plotseling gas terug neemt, tot de muziek in de verte wegijlt.
Great Ocean is een samenwerkingsproject met grafisch ontwerper en animator Frans Schupp, en vormt een onderdeel van het programma Kijkshock 2 van Vinex Productions (Sjeng Schupp en Michiel van Dijk). Het beeldkader wordt gevormd door een sardineblikje, van bovenaf gezien, dat zich herhaaldelijk opent en sluit, waarbij steeds een andere scène in beeld komt, met als rode draad het thema: eat and be eaten. De muzikale tegenhanger van het blikje is een zich herhalend vibrafoon-motief, dat steeds het kader vormt van de muzikale gebeurtenissen.
april 2009 werd geschreven in april 2009 voor de weergaloze David Kweksilber Big Band. Het stuk bestaat uit drie delen: Een opening, een lyrisch, opbouwend middendeel en een knallende finale. Het stuk biedt veel ruimte voor improvisatie, en die werd tijdens de feestelijke première in januari 2011 volop benut!
Drambak Trost, geschreven voor blaaskwintet Calefax, is geïnspireerd op een dierenverhaal van Anton Koolhaas: "een open plek in het bos..." uit de bundel "Een geur van heiligheid". De hoofdpersoon in dit verhaal, het everzwijn Drambak Trost, wordt geportretteerd in de muziek. Drambak is er jarenlang in geslaagd de met regelmaat terugkerende jagers te omzeilen en misleiden, en is zo uitgegroeid tot een haast mythisch wezen.
Dreams of the Caterpillar
Bezetting: 3 sax., hn, tpt, tbn., pno, perc., el.guit., b-guit., vln.
Tijdsduur: 8'30
Jaar: 2003
Dreams of the Caterpillar, was onderdeel van het programma InterConnector van Combustion Chamber. Het stuk is ook op cd verschenen.
Een rups, vertolkt door electrische gitaar, marimba en piano, eet zich een wilde weg in het rond, en verliest zich daarbij nu en dan in zoete en feestelijke toekomstfantasieën.
Three Wheels werd geschreven voor het Noord Nederlands Orkest. Het bestaat uit drie delen. In het eerste deel zijn 'ronddraaiende' herhalingsfiguren te horen, die fungeren als radertjes in de totale beweging. Het tweede deel is een harmonisch wiel, een doorgaande reeks gebroken akkoorden. Iedere noot blijft enkele tellen hangen, wat steeds nieuwe harmonische kleuren oplevert. In het slotdeel geeft alleen de gong nog een trage, onregelmatige puls; daarboven zijn gebeurtenissen los in de tijd geplaatst, alsof er dingen in de lucht blijven hangen terwijl de motor is stilgelegd.
Maantuin werd geschreven voor Nieuw Sinfonietta Amsterdam, tegenwoordig Amsterdam Sinfonietta, dat het uitvoerde tijdens het Holland Festival 2001 in het Concertgebouw te Amsterdam. Maantuin is een fantasie. Na een etherisch begin, waarin het orkest zich in steeds hoger registers begeeft, komt het stuk in beweging. Een reeks dansante secties wordt onderbroken door een mijmerende melodie in de celli, waarna een ingetogen hoogtepunt volgt dat uitloopt in een plotseling levendig en geagiteerd deel. De beweging stokt dan, waarna het stuk uitzingt in een verstilde coda.
Vlaamse Ardennen & Hollandse Zondvloed zijn twee gedichten uit "Koffers Zeelucht" van Hagar Peeters. Het ensemble SOIL verzorgde een avond met stukken van een zestal componisten, alle op teksten uit deze bundel. Het programma was aaneengesmeed tot een doorlopend geheel met veel theatrale elementen.
Uit de programmatoelichting: "Vlaamse Ardennen. Ik heb getracht de voor mij zo herkenbare sfeer van het gedicht op te roepen in de muziek. De introductie is een muzikale polaroid, het lied een contemplatieve lamentatie. Hollandse Zondvloed. In technische zin een “letterlijke vertaling” van taal in muziek: elke klinker heeft een vast eigen akkoord, elke medeklinker een eigen speelwijze. Het statische karakter dat dit de muziek verleent sluit aan bij de stemming van het gedicht.
Vier Gedichten
Bezetting: zang, (alt-)fluit, piano
Tijdsduur: 17'
Jaar: 2004
Vier Gedichten - vier liederen, geschreven voor het programma "Drie dichteressen op muziek", een initiatief van fluitiste Abbie de Quant. Twee geestige gedichten van Judith Herzberg en twee liefdesgedichten van Hanny Michaelis. Fascinerend om te merken hoe in elk gedicht andere muziek besloten ligt. "Het wachten op de halte" (Herzberg) is als een gebed geïnterpreteerd – de monotone zangpartij wordt omlijst door nerveuze lijnen en accenten in de begeleiding. De spanning groeit stap voor stap en na een kort dromerig intermezzo volgt een climax en plotseling slot. "Na het concert" (Herzberg) is een kort cabaretesk recitatief. "Onder water grif ik je naam" (Michaelis) is als een aquarel, vloeiend en dromerig, waarbij de dramatiek impliciet is. In "Achtergelaten in een onbewoonbare wereld" (Michaelis) daarentegen is het dramatische nadrukkelijk uitgangspunt in de compositie.